Tussen twee oceanen

17 april is het weer zover, dan gaan we weer met een groep naar Two Oceans Marathon. En wat is het fantastisch dat het weer kan, we barsten bijna uit elkaar van enthousiasme.  Doet me denken aan onze allereerste Two Oceans, in 2015. Daar heb ik ooit een verhaal over geschreven. Nu nog krijg ik er de rillingen van, zó gaaf was het toen. Hier het verhaal.

Koud! We zitten in de bus en de deur zwaait open. Ik probeer m’n derde taf-pannenkoek met jam weg te werken en heb nu even nog geen zin om de warme bus te verlaten. Hey guys, do you have a piece of plastic for me? Het is nog te donker om haar goed te bekijken maar een meisje met n roze trui staat naast onze deur. Om haar schouders een papieren tas tegen de regen. Blij met onze vuilniszak huppelt ze verder, richting de start.

Vooruit dan, naar buiten maar. Newlands, 5:45 en het motregent. In m’n hoofd zingt Mick Jagger; “You can’t always get what you want”. Uit mijn hart gegrepen. Overal op straat nu in plastic gehulde figuren, in de nevel van de motregen en het gele licht van de straatverlichting. Een lange rij mensen bij het gebouwtje van de benzinepomp. Slim. De plees bij de start zijn hopeloos, de rijen daar zijn nog veel langer. Maar dat naar-de-wc-gedoe bij de marathon is altijd zo vermoeiend. Ik besluit m’n blaas te negeren.

Aan de start, we zingen mee met Shozoloza, tenminste dat zou ik willen. Het blijft bij geneurie maar de tranen in mijn ogen zijn echt. Wat een moment is dit. Exact om 6:30 blazen ze op de visserstoeter en dan gaat het kanon af. De eerste meters van de 56000. Geconcentreerd lopen. De weg is golvend, nu niet ergens op stappen of me verstappen, met die achillespees gaat het nog altijd niet lekker en 1 keer verstappen en het is einde verhaal. Als een trein gaan we, niet alleen maar deel van één, een geroffel rolt door de heuvels, langs de slapende huizen, een enkele straatventer is bezig zijn kraam op te bouwen en stapelt zijn mango’s.

Het is droog nu en allang niet koud meer. De stad is nu blauwgrijs en aan de horizon gloort de oranje kim. Daar is False Bay, Indische Ocean. De trein rolt gestaag door, almaar rechtdoor de lange helling af, pal naar het zuiden. Langs de weg nu overal groepjes supporters. Loperscorvee. Asfalt vreten, niet moe worden, sparen voor de heuvels later. Lakeside: links de oceaan, rechts de hoge berg, daarboven schijnt de zon, hoe zou het daarachter zijn? Over een uur of twee zullen we het weten. Muizenberg: de stad is wakker. High-fivend langs de massa’s. Erik loopt rustig naast me, cadans is goed. Binnenin zingt Bono – “where the streets have no name”.  Lekkere song, en zo voelt het ook.

Na Muizenberg verandert het uitzicht en het weer. Links van ons de baai, rechts torenen de bergen boven ons uit. Zon op de bergtoppen, harde wind in de rug. Kalk Bay, Fish Hoek. 21 km, het feest begint. Steil omhoog en na een kilometer gelijk al verzuren. Het gebrek aan training laat zich gelden. Wat zien de lopers om ons heen er fris uit. Erik loop maar door, ik ga mijn eigen tempo. Maar zo is Erik niet. Gebroederlijk gaan we door, elkaar afwisselend water aangevend.

Her en der de eerste uitvallers. Lange slanke afrikanen, geknakt door het tempo, de hellingen, de wind? Het eerste gelletje ging nog wel maar gel no 2 is zo smerig dat ik ter plekke besluit nooit meer een gelletje te nemen. We zien wel verder. Het landschap wordt steeds mooier. Witte huizen, palmbomen, tegen de heuvels de wijnvelden. Geweldige stranden met her en der op het strand het roestige metaal van het wrak van een schip dat de Kaap de Goede Hoop niet wist te ronden.

Noordhoek. Eerder deze week zaten we daar nog voor een wijnproeverij. De wedstrijd leek toen nog heel spannend en bedreigend. Nu voel ik niets. Ik ben in de wedstrijd en deze is er gewoon. Gewoon lopen en ieder moment nemen zoals het komt. Wat er over 10 km gebeurt is nu niet belangrijk. Of ik straks ineen klap is nu geen zorg. De Two Oceans loop je in het hier en nu. Prachtig asfalt, stralende zon en voor ons, boven de bananenbomen schemert Little Chappies, het topje aan het begin van die mooie weg uitgehouwen in de rotskust.

De Atlantische Oceaan is veel ruwer dan de Indische. Witte schuimkoppen, enorme rollers die vanuit de zuidelijke oceaan voor het eerst na duizenden kilometers gestopt worden. Hoog daarboven trekken wij voorbij. Boven de oceaan de albatrossen, daar diep beneden bultruggen en potvissen. Op reis, net als wij. Vlak voor Chappies ontmoet ik John uit Gauteng. We kennen elkaar nog van vorig jaar en zoals John voorspelde zouden we elkaar onderweg weer zien. Na Chapmans peak dendert de weg omlaag, aan de horizon gloort Hout Bay, de bewoonde wereld. Voorzichtig! Her en der smakken lopers tegen het asfalt. Gestruikeld over de eigen benen of de cateyes die 5 mm boven het asfalt uitsteken. De meesten kunnen verder, met bebloede schouders en knieën. Voor hen met gesprongen pezen is de race voorbij. Zij wachten.

In Hout Bay is het zomer. Warm, zon, groot feest. Al gaat dat toch een beetje langs me heen. Ik focus op het groepje waar ik in loop. Een mooi tempo, hopelijk kan ik een paar kilometer meeliften. Overal is het nu groot feest. Grote massa’s mensen onder de apenbroodbomen en kurkeiken. Een donkere loper achter mij wordt als een popster toegejuicht, ik stop en kijk. Kinderen huilen, vrouwen struikelen over hun rokken wanneer ze mee proberen te rennen. De meute komt tot rust en ik hervat mijn pas.

Kilometer 44. Nog 2 kilometer naar de  top van Constantia Nek.  Het publiek dunt uit. De hellingen te steil voor hutjes en de bossen te woest voor groentetuintjes. We cirkelen langs de hellingen omhoog. Wandeltempo. Een roffel trekt over de boomtoppen. De wind slaat ons recht in het gezicht, waar komt al dat stof vandaan? Boven, geen wind, volle zon. Terug tussen de mensen. Een jochie van hoogstens 8 jaar op blote voeten roept me toe: come on sir, you can do it! Ik probeer harder te wandelen en lach beschaamd naar hem. De zon brandt op mijn witte schouders.

46 kilometer, nu alleen nog 10 kilometer omlaag. Tussen de hoge tropische bomen, we lopen gelukkig in de schaduw. De bavianen houden zich gedeinsd, hoog boven ons zitten ze ons vast meewarig na te kijken. Het lukt om aan te pikken bij een pacergroep. Wanneer het steil naar beneden gaat gaan we wandelen. Snel naar beneden heeft geen zin als je knieën en enkels aan stukken gaan. Heuvel-op wordt er gezongen. One – Two – Huh – Huh! En zo bereiken we uiteindelijk de buitenwijken van Kaapstad. Een laatste draai en dan het heilige gras van het rugbyveld van de Universiteit. De eerste vlakke meters. De wereld vergaat, wat een lawaai. Mick Jagger schreeuwt in mijn hoofd: “You get what you need!” Yeah! Yeah! En met ‘n grote grijns overwin ik de finishlijn.